Opnieuw plegen Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten grootschalige boskap op de Sallandse Heuvelrug met het oog op 'kwaliteitsverbetering' voor met name het in ons land vrijwel uitgestorven korhoen. Symptoombestrijding vindt NatuurAlert, want de oorzaken van het kwaliteitsverlies lost de kap van 55 ha bos niet op
NatuurAlert Tweet
Ruim vier jaar nadat in juni 2019 besloten was om de toenmalige boskapplannen op te schorten, werd eind augustus jl. door vertegenwoordigers van de provincie Overijssel, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer geheel onverwacht een nieuw ‘omvormingsplan’ gepresenteerd aan besloten groepjes omwonenden en lokale vrijwillige natuurbeschermers. Het plan behelst de aanleg van de ‘Westelijke verbinding Helhuizen’, een 500 meter brede kapvlakte, vanaf de heide naar akkers aan de rand van het park. Dit zou nodig zijn voor het behoud van het korhoen, de nachtzwaluw en de roodborsttapuit.
Uit de beleidsstukken en achterliggende rapporten komt een ander beeld naar voren: terwijl Natuurmonumenten in 2019 concludeerde dat grootschalige boskap niet meer van deze tijd is, vervallen de terreinbeheerders toch weer in het hen vertrouwde cultuurtechnisch ingrijpen. Dit terwijl het aanpakken van de echte problemen als het te lage grondwaterpeil en de te hoge recreatiedruk, die driekwart van het park ongeschikt maakt voor het korhoen, vrijwel achterwege blijft.
Kernproblemen
Iedereen lijkt het erover eens dat de verzuring door de jarenlange stikstofdepositie en de verdroging door het in de afgelopen jaren sterk gedaalde grondwaterpeil het grootste probleem vormen voor de sterke achteruitgang van de kwaliteit van de natuur op de Sallandse Heuvelrug. Dat leidde tot de aantasting van alle habitats en het verdwijnen van planten, insecten en uiteindelijk hogere dieren.
Daarnaast vormen het uitgebreide netwerk van paden, de Toeristenweg door het gebied en de daarmee samenhangende hoge recreatiedruk een probleem voor onder meer de instandhouding van het korhoen. Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat maar een kwart van het potentiële leefgebied geschikt is voor het korhoen.
Het ontbreken van voldoende insecten verklaart mede het uitsterven van het korhoen op de Sallandse Heuvelrug. Korhoenkuikens worden de eerste twee weken na het uitkomen van het ei gevoed met insecten, daarna volgen zij een vegetarisch menu.
In de omgeving van de droge heide waar het korhoen zich voornamelijk ophoudt, zijn insecten de afgelopen decennia zeer schaars Daarom overleeft vrijwel geen enkel kuiken de eerste levensfase. Dat is al jaren zo. Alleen door het regelmatig bijplaatsen van exemplaren uit Scandinavië zijn er hier nog een paar handen vol ’tuppar’ (haantjes) en ‘höns’ hennetjes te vinden.
Door de schaarste aan korhoen is uiteraard ook predatie een probleem geworden. Die komt voornamelijk op het conto van haviken, vossen en marters.
Oplossing of symptoombestrijding
De terreinbeheerders denken het korhoen te kunnen behouden door de aanleg van brede verbindingen tussen de droge heide en de omliggende akkers, waar nog wel voldoende insecten aanwezig zijn. Daarnaast wordt ingezet op de bestrijding van predatie.
De verbindingszones bestaan uit circa 500 meter brede kapvlaktes, waaruit ook de meeste stobben worden verwijderd en deels zelfs de strooisellaag.
Ook andere doelsoorten zouden profiteren van deze ingreep, met name de nachtzwaluw en de roodborsttapuit die op de Sallandse Heuverlug overigens in ruime of voldoende mate voorkomen, wat grootschalig ingrijpen dus niet echt nodig maakt.
Opmerkelijk is dat de geclaimde positieve effecten van de aanleg van verbindende kapvlaktes nog niet kan worden aangetoond. Zo valt er zes jaar na de uitvoering van een dergelijke ingreep op de Zunasche Heide nog niet te zeggen of de omvorming daar een succes is.
Tegenover het onbewezen gunstige effect van de ingrepen op het korhoen staan in ieder geval wel aanzienlijke negatieve gevolgen voor andere soorten. Zo is niets gedaan om schade te voorkomen aan de drie in de kapzone levende soorten reptielen: hazelworm, levendbarende hagedis en zandhagedis.
De lokale reptielenkenner Anton van Beek heeft de provincie en de terreinbeheerders namens NatuurAlert gewezen op de aanwezigheid van deze soorten, maar dat heeft niet geleid tot nader onderzoek of een poging om de dieren volgens de hiervoor geldende richtlijnen weg te vangen en elders uit te zetten.
Daarnaast blijkt het predatiebeleid ook geen succes. Het wegvangen van de lokale haviken bleek geen effect te sorteren, want de predatie door haviken vindt vooral plaats door ‘floaters’, zwervende haviken van elders.
Ook de afschot van vossen bleek onvermoede gevolgen te hebben: minder vossen vertaalde zich in de toename van het aantal marterachtigen. Reden voor Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten om te besluiten dat de weliswaar beschermde boommarters en steenmarters het leven op de heide onmogelijk gemaakt moest worden door onder meer zoveel mogelijk houtige elementen – mogelijke verblijfplaatsen van marters – te zullen verwijderen. Wat dan weer ten koste gaat van soorten als de grauwe klauwier en… het korhoen zelf.
Omdat de achterliggende oorzaken: voortgaande stikstofdepositie, verdroging door onttrekking van grondwater en bovenmatige recreatiedruk niet of niet afdoende worden opgepakt en de ingrepen van de terreinbeheerders de natuurlijke balans alleen maar verder lijken te verstoren, moeten wij helaas concluderen dat sprake is van symptoombestrijding.
Daarnaast is grootschalige boskap met het oog op de klimaatopgave en de toenemende hittestress op de Sallandse Heuvelrug vanzelfsprekend geen goed idee.
Wij denken bovendien dat de maatregelen in strijd zijn met de Wet natuurbescherming en de voorwaarden van goed bestuur. Vandaar ons handhavingsverzoek.
Landschap-natuur-bos beheer is geen hobby. Met gemeenschap geld probeerd men op detail niveau een proces van klimaatverandering te beïnvloeden. Met gebruik van nuchter boerenverstand zou men hiermee stoppen. Laat het natuurlijk proces zijn gang gaan en treed niet op als een hovenier en fazantenkweker.
We moeten nu knokken om de temperatuur te drukken, herbebossing van stroomgebieden en kale vlakken zou voorkeur moeten hebben. De biodiversiteit past zich wel aan aan de ontwikkelde natuur in de omgeving !